Een gedicht ter ere van de Mijnwerkers onder ons
Sint-Barbaraviering Gedicht: Ter Ere van de Mijnwerkers
In de schachten diep, waar de lucht benauwt,
Waar stof en hitte onze mannen vertrouwd,
Sloten de mijnen hun deuren in tweeënnegentig,
En toch blijft het verhaal van hun werk levendig.
Elke dag in het donker, een strijd in 't heetst,
Waar men werkt in lijfje, onderbroek, zoals het meest.
Aan de fronten van steen, van kool en van vuur,
Ging men door, keer op keer, puur op wilskracht en duur.
Geen ruimte voor rassen, geen plaats voor haat,
Want op achthonderd meter telt enkel de daad.
Pool, Turk, Italiaan, schouder aan schouder,
Lachend en steunend, hun vriendschap alleen maar groter.
Al tweeëndertig jaar sinds de laatste kool is gewonnen,
Maar de vriendschap die daar ondergrond is begonnen,
Die houden we levend, ongeschonden en fier,
Een broederschap zo hecht, die vergeten we hier niet meer.
Dus voor Sint Barbara, beschermster en licht,
Eren we de mijnwerkers, hun naam en hun plicht.
Ze leven voort, al zijn de mijnen nu stil,
In ons hart, in onze trots, hun onbreekbare wil.